070 - 31 31 000 info@vastrecht.com

Startpunten voor werkgevers en werknemers

 

Bepaal uw keuze voor vergoeden ET-kosten

Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken, krijgen vaak een vergoeding voor de extra kosten van verblijf buiten hun land van herkomst. Dit zijn de zogenoemde extraterritoriale kosten (ET-kosten). U kunt de werkelijke ET-kosten vergoeden op declaratiebasis of op basis van de 30%-regeling. In het eerstgenoemde geval moet u de kosten aannemelijk maken. U moet de kosten en de vergoeding per werknemer bijhouden. Bij toepassing van de 30%-regeling mag u – onder voorwaarden – zonder bewijs maximaal 30% van het loon onbelast vergoeden. U moet jaarlijks in het eerste loontijdvak van het kalenderjaar, waarin u de ET-kosten vergoedt voor het hele kalenderjaar kiezen voor een van beide regelingen. Een uitzondering geldt voor de eerste vier maanden van het eerste jaar van de tewerkstelling.

 

Hoe werkt dit?
Stel dat de ingekomen werknemer per 1 maart 2025 bij u komt werken. U doet binnen vier maanden de aanvraag voor de 30%-regeling. U krijgt dan een 30%-beschikking van de Belastingdienst die terugwerkt tot 1 maart 2025. Tot 1 juli 2025 mag u dan per loontijdvak kiezen of u de ET-kosten op declaratiebasis wilt vergoeden of op basis van de 30%-regeling. Vanaf de vijfde maand (juli) maakt u een keuze voor de rest van het kalenderjaar. Vanaf 2026 kiest u volgens de hoofdregel per kalenderjaar.

 

Meer vrije ruimte

Het percentage van de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 fiscale loonsom is verhoogd van 1,92% naar 2%. Dit blijft zo tot en met 2026. Vanaf 1 januari 2027 gaat het percentage verder omhoog naar 2,16%. Boven de € 400.000 blijft het percentage 1,18%.

 

Hogere thuiswerkvergoeding

De gerichte vrijstelling voor de thuiswerkvergoeding is verhoogd. Deze onbelaste vergoeding gaat van € 2,35 per dag omhoog naar € 2,40 per dag. Let op: wanneer uw werknemer op een dag zowel thuis als op een vaste werkplek werkt, mag u niet én de gerichte vrijstelling voor reiskosten woon-werkverkeer (maximaal € 0,23) én die voor thuiswerkkosten toepassen.

 

Lage Aof-premie kleine werkgevers

Een kleine werkgever betaalt een lage premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en een middelgrote en grote werkgever een hoge premie. U bent in het premiejaar 2025 een kleine werkgever als uw premieloon over 2023 niet meer bedraagt dan € 990.000. Het verschil tussen de hoge en lage premie mag niet meer dan 2% bedragen. De lage premie is verhoogd van 6,18% in 2024 naar 6,28% in 2025 en hoge premie van 7,54% naar 7,64%.

Let op
Bent u een startende werkgever? Dan wordt u tijdens de eerste twee jaar als een kleine werkgever aangemerkt en betaalt u dus de lage Aof-premie.

 

Hoger maximumbijdrageloon maar lager premiepercentage Zvw

U betaalt over het loon van uw werknemers meestal de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet (Zvw). In bepaalde gevallen betaalt de werknemer zelf een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, die u dan inhoudt op het nettoloon. Dat geldt bijvoorbeeld voor pseudo-werknemers (opting-in), maar ook voor dga’s (bestuurders van hun bv) die niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De heffing of bijdrage wordt berekend over het loon van de werknemer tot een bepaald maximum. Het maximumbijdrageloon is in alle gevallen gelijk en is in 2025 verhoogd naar € 75.864 (in 2024: € 71.628). Het percentage van de werkgeversheffing Zvw is verlaagd van 6,57% in 2024 naar 6,51% in 2025. Het percentage werknemersbijdrage Zvw bedraagt 5,26% in 2025 (in 2024: 5,32%).

Inhouding nominale premie Zvw op minimumloon
Op het verbod op inhoudingen op het minimumloon worden enkele uitzonderingen toegestaan, maar dan moet u wel aan de voorwaarden voldoen. Een van die uitzonderingen betreft de zorgverzekeringspremie. U mag met een schriftelijke machtiging van de werknemer de kosten voor de zorgverzekering op het uit te betalen minimumloon inhouden tot maximaal het bedrag van de gemiddelde nominale premie die een verzekerde voor de zorgverzekering betaalt. In 2025 is dat € 1.868 per jaar oftewel € 155,67 per maand.

 

Beperk strafheffing bij vervroegd pensioen

Bent u van plan om werknemers vervroegd met pensioen te laten gaan, maak dan gebruik van een tijdelijke (tot en met 2025) vrijstelling van de strafheffing van 52%. Deze heffing komt bovenop de loonbelasting en premies die u moet inhouden en afdragen. De vrijstelling betreft de drempelvrijstelling van maximaal € 2.273 per maand (in 2024: € 2.182) in de zogenoemde RVU-regeling. Het RVU-budget bedraagt 36 x € 2.273. De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de AOW-uitkering van de werknemer en omvat maximaal een periode van 36 maanden eindigend bij de AOW-leeftijd van de werknemer. Maakt de werknemer korter dan 36 maanden gebruik van de RVU-regeling, dan mag het maandbedrag hoger zijn, zolang u maar binnen het totale budget blijft.

Na 2025
In oktober 2024 hebben het kabinet en de sociale partners een akkoord bereikt over verlenging van de RVU-regeling. De afspraken moeten nog worden uitgewerkt in een wettelijke regeling. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn:

  • verlenging van de regeling alleen voor zware beroepen. De cao-partijen moeten nog bepalen welke arbeid valt onder zwaar werk;
  • verhoging van de drempelvrijstelling met (bruto) € 3.600 per jaar;
  • geen beperking van het aantal deelnemers, maar er zijn wel ijkmomenten ingebouwd, waarop de minister kan ingrijpen;
  • geen nieuwe einddatum, wel jaarlijkse monitoring en 3-jaarlijkse evaluatie;
  • in beginsel geen inkomensgrens;
  • het kabinet en de sociale partners komen in mei met voorstellen over duurzame inzetbaarheid van werknemers.

 

Minder vaak lage WW-premie herzien

Heeft u werknemers in dienst die substantieel overwerken (30% of meer uren ten opzichte van de contractuele uren), dan moet u achteraf de lage WW-premie (2,74% in 2025) herzien. U bent dan alsnog de hoge WW-premie (7,74% in 2025) verschuldigd over het gehele kalenderjaar en over alle arbeidsuren. Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering voor arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van 35 uur of meer per week. Deze uitzondering is vanaf 1 januari 2025 verruimd door deze grens te verlagen naar 30 uur of meer per week. Het gevolg daarvan is dat de 30%-herzieningssituatie minder vaak aan de orde is.

Tip
Zorg dat u tijdig signaleert dat een werknemer de overwerkgrens dreigt te overschrijden. Een goed salarispakket kan daarin voorzien.

 

Deadline renseigneringsplicht betalingen aan derden nadert

U bent als werkgever verplicht om gegevens over betalingen aan derden te verstrekken aan de Belastingdienst. Uitgezonderd zijn betalingen aan werknemers, artiesten, beroepssporters, vrijwilligers en personen die een btw-factuur hebben uitgereikt. Gegevens over personen die facturen zonder btw uitreiken of geen facturen uitreiken of facturen met btw verlegd, moet u dus wel aanleveren. U levert de volgende gegevens aan:

  • het BSN, de naam, het adres en de geboortedatum van de ontvanger van de betalingen;
  • de in het kalenderjaar uitbetaalde bedragen; en
  • de data waarop de betalingen zijn gedaan.

Ook kostenvergoedingen moet u vermelden. Deze gegevens en inlichtingen moet u jaarlijks uiterlijk verstrekken op 31 januari na afloop van het kalenderjaar, waarop de informatie betrekking heeft. De gegevens over de uitbetalingen aan derden over 2024 moet u dus uiterlijk 31 januari 2025 hebben aangeleverd. Dat kan digitaal via het gegevensportaal of via Digipoort.

 

Eindheffing bestelauto van de zaak geïndexeerd

Stelt u een (bestel)auto ter beschikking aan uw werknemer, dan moet u rekening houden met een bijtelling voor privégebruik. Deze bijtelling kunt u voor bepaalde bestelauto’s onder voorwaarden afkopen. U betaalt dan een eindheffing per bestelauto per jaar. Deze eindheffing was sinds de invoering € 300, maar is per 1 januari 2025 geïndexeerd en bedraagt nu € 438 ofwel € 36,50 per maand. Vanaf 2026 wordt de eindheffing jaarlijks geïndexeerd.
U mag deze eindheffing toepassen als de bestelauto vanwege de aard van de werkzaamheden doorlopend afwisselend wordt gebruikt door twee of meer werknemers en het daardoor moeilijk vast te stellen is of, en aan wie de bestelauto voor privégebruik ter beschikking is gesteld.

 

AOW-leeftijd ongewijzigd

De AOW-leeftijd blijft tot en met 2027 67 jaar. In 2028 en 2029 gaat de AOW-leeftijd naar 67 jaar en 3 maanden. Onlangs is beslist dat de AOW-leeftijd tot en met 2030 niet verder zal worden verhoogd. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de levensverwachting en wordt 5 jaar voor de ingangsdatum bekendgemaakt.

 

Meer bijtellen voor elektrisch rijden

De bijtelling voor het rijden in een nieuwe elektrische auto van de zaak is verhoogd van 16% naar 17% over de eerste € 30.000 catalogusprijs van de auto en 22% over het meerdere. Vanaf 2026 gaat de bijtelling naar 22% voor alle nieuwe elektrische auto’s van de zaak. Er wordt dan geen onderscheid meer gemaakt tussen elektrische auto’s en auto’s op fossiele brandstof.

 

Maximum transitievergoeding verhoogd

 Het wettelijk maximum voor de transitievergoeding wordt jaarlijks bijgesteld. Het maximum is voor 2025 verhoogd naar bruto € 98.000 (in 2024: € 94.000) of één bruto jaarsalaris als dat hoger is.

LKV’s aanvragen

U kunt via de loonaangifte loonkostenvoordelen (LKV’s) aanvragen voor de volgende werknemers:

  1. werknemers van 56 jaar of ouder;
  2. arbeidsgehandicapte werknemers;
  3. iemand uit de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden; en
  4. herplaatste arbeidsgehandicapte werknemers met een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering.

 Voor de groepen 1, 2 en 3 kunt u maximaal 3 jaar een tegemoetkoming krijgen. Voor groep 4 is die termijn 1 jaar. Het LKV voor groep 3 bedraagt in 2025 € 1,01 per verloond uur en maximaal € 2.000 per werknemer per jaar. Het LKV voor de groepen 2 en 4 bedraagt in 2025 € 3,05 per verloond uur en maximaal € 6.000 per werknemer per jaar.

Doelgroepverklaring
Wilt u gebruikmaken van de LKV’s? Dan moet u over een doelgroepverklaring beschikken. De werknemer (of u met een machtiging van de werknemer) moet de doelgroepverklaring aanvragen binnen 3 maanden na de datum van indiensttreding (doelgroepen 1, 2 en 3) of van herplaatsing na twee jaar ziekte (doelgroep 4).

Verruiming LKV groep 4
Tot en met 2024 kon u voor een werknemer met een arbeidshandicap pas een loonkostenvoordeel (LKV) krijgen als de werknemer recht heeft op een WIA-uitkering en hij of zij daarna met passend werk is gestart. Maar vaak werkt de werknemer al in passend werk gedurende de wachttijd. Vanaf 1 januari 2025 heeft u al recht op het LKV voor het herplaatsen van een arbeidsgehandicapte werknemer in de wachttijd van de WIA. Deze uitbreiding zou pas in 2026 in werking treden, maar is een jaar naar voren gehaald.

Afbouw LKV groep 1
Het LKV oudere werknemer (groep 1) wordt stapsgewijs afgebouwd. Voor deze groep heeft u voor de gehele 3-jaarsperiode recht op € 3,05 per verloond uur met een maximaal € 6.000 per werknemer per jaar, als de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 is begonnen. Is de dienstbetrekking bijvoorbeeld in 2023 begonnen? Dan heeft u tot en met 2026 recht op het LKV oudere werknemer van € 3,05 per verloond uur met een maximaal € 6.000 per jaar.
Is de dienstbetrekking in 2024 begonnen, dan heeft u vanaf dat moment ook nog recht op € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per jaar. Maar vanaf 2025 is het bedrag verlaagd tot € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Begint de dienstbetrekking in 2025? Dan heeft u vanaf dat moment ook recht op het LKV oudere werknemer van € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Vanaf 2026 wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft.

Het LKV wordt achteraf uitbetaald over het voorafgaande jaar. Voor dienstbetrekkingen die op of na 1 januari 2024 zijn begonnen, is dus het laatste LKV oudere werknemer het LKV 2025 dat in 2026 wordt uitbetaald.

 

Nieuwe subsidieregeling ‘Meer uren werkt!’

 Veel werkgevers kampen momenteel met personeelstekorten. Een van de maatregelen die wordt ingezet om dit probleem op te lossen is een tijdelijke subsidieregeling die deeltijdwerkers moet stimuleren om meer uren te werken. Daarnaast moet de regeling bijdragen aan een betere werk-privébalans en een verbetering van de economische zelfstandigheid van werknemers die in deeltijd werken. De subsidieregeling ‘Meer uren werkt’ richt zich in het eerste aanvraagtijdvak op 7 activiteiten, waarvan er 5 specifiek zijn gericht op deeltijdwerkers in de sectoren zorg en welzijn, kinderopvang en het onderwijs. Hierbij gaat het om alternatieve roostering, herstructurering van taken, het leren voeren van een gesprek tussen werknemer en werkgever over meer uren werken, combinatiebanen en het verspreiden van informatie over de mogelijkheden om een mantelzorgvriendelijke organisatie te worden. De overige 2 subsidiabele activiteiten zijn bedoeld voor alle sectoren. Daarbij gaat het om het stimuleren van ‘oudervriendelijke’ organisaties, waarin mannen en vrouwen gelijk worden benaderd en het inzichtelijk maken wat meer uren werken de werknemer oplevert.
De subsidie wordt verleend aan een werkgevers- of werknemersorganisatie, een brancheorganisatie en O&O-fondsen. Zij moeten een samenwerkingsverband aangaan met een partij die de activiteit gaat uitvoeren bij een deelnemende organisatie. Deze organisatie moet ten minste 50 werknemers hebben. Voor elke activiteit moet een aparte aanvraag worden ingediend. Het aanvraagloket bij het subsidieportaal van Uitvoering Van Beleid (UVB) is open van 13 januari 2025 tot en met 14 februari 2025.

 

Subsidie voor stimulering duurzamer reisgedrag

 Bent u aangesloten bij een ondernemersorganisatie bijvoorbeeld een brancheorganisatie in het mkb of een ondernemers- of industrievereniging? Dan is misschien de nieuwe subsidieregeling Collectieven mkb Verduurzaming Reisgedrag (COVER) interessant voor u. U kunt met deze regeling via een organisatie van ondernemers stappen zetten naar het blijvend verduurzamen van het reisgedrag van uw werknemers. De ondernemersorganisatie kan daartoe namelijk vanaf 14 januari 2025 bij de RVO subsidie aanvragen voor maximaal 75% van de kosten van projecten of activiteiten die leiden tot blijvend duurzamer reisgedrag van werknemers van aangesloten werkgevers. Per project kan maximaal € 100.000 subsidie worden verkregen. Voor de volgende verduurzamingsprojecten kan onder meer subsidie worden gekregen:

  • het vervoer op bedrijventerreinen;
  • de inzet van deelauto’s of deelfietsen;
  • maatregelen die thuiswerken aanmoedigen;
  • mobiliteitsbudget dat financieel voordeel geeft bij vergroening van woon-werkverkeer.

Ook de loonkosten of de kosten voor het inhuren van personeel voor projecten zijn subsidiabel. De aanvraagperiode loopt tot 1 oktober 2025.

 

 

Tips voor de DGA

Derde tariefschijf in de inkomstenbelasting

 De tariefschijven in de inkomstenbelasting worden vanaf 2025 uitgebreid. Daarbij wordt de eerste schijf gesplitst in een laag tarief van 35,82% voor een inkomen tot € 38.441 en een verhoging van het bestaande tarief van 36,97% naar 37,48% voor inkomens tussen € 38.441 en € 76.817. De schijfgrens naar de hoogste schijf in de inkomstenbelasting (49,5%) is dus verhoogd van € 75.518 (in 2024) naar € 76.817 in 2025.

Gevolgen voor aftrekposten
Bedraagt uw inkomen over 2025 meer dan € 38.440? Dan kunt u de aftrekposten, waaronder de hypotheekrente, tegen een tarief van 37,48% in mindering brengen op uw inkomen. Maar bedraagt uw inkomen € 38.440 of minder? In dat geval kunt u de aftrekposten slechts tegen een tarief van 35,82% in mindering brengen op uw inkomen. In 2024 was het aftrekpercentage 36,97% ongeacht de hoogte van uw inkomen. Met de invoering van de gesplitste eerste schijf is dus hiervan afgestapt en heeft de hoogte van uw inkomen (weer) invloed op uw aftrekmogelijkheden.

 

Eigenwoningforfait 2025

Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tot € 1.330.000 is 0,35% gebleven. Ook het forfait voor woningen met een WOZ-waarde van € 1.330.000 of meer blijft gelijk: 2,35%. U bent dit tarief alleen verschuldigd voor de WOZ-waarde boven € 1.330.000.
De regeling waarbij u geen eigenwoningforfait hoeft bij te tellen bij uw inkomen als u geen of slechts een kleine hypotheek hebt, de zogenoemde Hillen-aftrek, wordt stapsgewijs in dertig jaar afgebouwd. De aftrek wordt jaarlijks met 3,33% verlaagd. In 2025 bedraagt de aftrek nog 76,67%.

 

Verbeteringen aftrek specifieke zorgkosten

U kunt specifieke zorgkosten onder voorwaarden in aftrek brengen. Deze aftrek is op de volgende punten verbeterd. De aftrek voor de vervoerskosten voor het verkrijgen van medische hulp en (farmaceutische) hulpmiddelen (zogenaamde zorgkilometers) is vanaf 2025 forfaitair vastgesteld op € 0,23 per kilometer. Hierbij geldt de voorwaarde dat u met de auto reist, niet zijnde een taxi. U hoeft dus niet meer de werkelijke autokosten op jaarbasis te berekenen. De aftrek wordt vanaf 2025 op dezelfde wijze bepaald als de aftrek van reiskosten voor ziekenbezoek. Naast € 0,23 per kilometer aan autokosten kunt u ook de werkelijk gemaakte parkeer-, veer- en tolgelden aftrekken, mits u de kosten niet vergoed heeft gekregen en u een betaalbewijs kunt overleggen.
Ook het aftrekbare bedrag voor zogenoemde ‘leefkilometers’ is gewijzigd. Dit zijn extra vervoerskosten die u moet maken, omdat u door een ziekte of beperking (of die van uw kind) meer kosten hebt dan anderen die die beperking of ziekte niet hebben. Deze vergelijkingsmaatstaf is in 2025 vervangen door een aftrek van een vast bedrag van € 925 per jaar. U moet wel kunnen aantonen dat u niet in staat bent om meer dan 100 meter zelfstandig te lopen. U hoeft het bedrag niet tijdsgelang te herrekenen als u niet het hele jaar aan deze voorwaarde voldoet.

 

Gewijzigde heffingskortingen

 De algemene heffingskorting bedraagt in 2025 maximaal € 3.068. Dat is € 294 lager dan in 2024. Het afbouwpunt wordt voortaan gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (Wml) inclusief vakantietoeslag. Dit komt neer op een inkomen uit werk en woning (het box-1-inkomen) voor zover dat meer bedraagt dan € 28.406. Het afbouwpercentage bedraagt 6,337%.

Let op
Vanaf 2025 is voor de afbouw van deze heffingskorting het verzamelinkomen bepalend. Dat wil zeggen dat naast uw inkomen in box 1, ook uw inkomen in box 2 en box 3 hiervoor meetelt. Heeft u dus ook inkomen in box 2 en/of 3? Dan wordt de algemene heffingskorting sneller afgebouwd dan in 2024.

Arbeidskorting
De maximale arbeidskorting bedraagt in 2025 € 5.599 bij een inkomen van € 43.071. Daarna wordt deze korting afgebouwd met 6,51%. Dit afbouwpercentage is ongewijzigd gebleven.

Meer ouderenkorting(en)
De ouderenkorting is een heffingskorting voor de belastingplichtige die bij het einde van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. De ouderenkorting is verhoogd van € 2.010 naar € 2.035. U krijgt de maximale ouderenkorting bij een verzamelinkomen tot en met € 45.308. Daarboven wordt de korting afgebouwd met 15%, waardoor u bij een verzamelinkomen van € 58.875 (in 2024: € 58.170) geen ouderenkorting meer krijgt.

Bent u een alleenstaande oudere? Dan hebt u bovendien recht op de alleenstaandeouderenkorting van € 531 (in 2024: € 524).

 

IACK

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) bedraagt in 2025 maximaal € 2.986. Als u werkt en een kind hebt in de leeftijd tot 12 jaar, kunt u in aanmerking komen voor de IACK. Dat is het geval als u geen fiscale partner heeft of als u die wel heeft maar uw arbeidsinkomen lager is dan dat van uw partner. De hoogte van de korting hangt af van uw arbeidsinkomen. Dat moet in 2025 minimaal € 6.145 bedragen. De IACK bedraagt 11,45% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer beloopt dan € 6.145. De maximum IACK bereikt u bij een arbeidsinkomen van € 32.223 (in 2024: € 31.387).
Bij co-ouderschap kunt u als ouders allebei voor de IACK in aanmerking komen als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van uw huishoudens verblijft in een doorgaans repeterend ritme. Het is vanaf 2025 niet meer vereist dat uw kind op uw woonadres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Het is voldoende dat het kind tot uw huishouden behoort.
De maximale IACK wordt vanaf 2027 in 9 stappen afgebouwd.

 

Box-3-wijzigingen

 In elk geval tot en met 2027 wordt de box-3-heffing berekend aan de hand van forfaitaire rendementspercentages voor de drie categorieën ‘bank- en spaartegoeden, ‘overige bezittingen’ en ‘schulden’. Voor 2025 is het forfaitaire percentage voor de ‘overige bezittingen’ vastgesteld op 5,88%. Hierbij moet nog wel een slag om de arm worden gehouden, want door het verdere uitstel van het nieuwe box-3-stelsel naar 2028, wil het kabinet dit forfait verder verhogen naar 7,66%. Eind januari weten we hierover mogelijk meer. Voor de ‘bank- en spaartegoeden’ en de ‘schulden’ worden de percentages voorlopig vastgesteld op 1,44% respectievelijk 2,62%.
Het tarief van box 3 is 36% gebleven. Het deel van uw vermogen waarover u geen box-3-heffing hoeft te betalen, het heffingsvrije vermogen, bedraagt per 1 januari 2025 € 57.684 per belastingplichtige (fiscale partners: € 115.368). Ook hierbij geldt vanwege het uitstel van het nieuwe box-3-stelsel naar 2028 dat dit bedrag mogelijk nog wijzigt. Het kabinet wil het bedrag namelijk verlagen naar € 52.048.

Wachten op box-3-rechtsherstel
De Belastingdienst is in het najaar van 2024 gestart met de hersteloperatie box 3. Kwam u toen in aanmerking voor het aanvullend herstel op basis van het werkelijk behaalde rendement? Dan heeft u toen hierover een brief ontvangen, waarin u bent geïnformeerd over het aanvullend herstel en over het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’. Ook werd in de brief uitgelegd hoe u het werkelijke rendement kunt vergelijken met het forfaitaire rendement. Nu is het wachten tot de zomer, voordat u in actie kunt komen om daadwerkelijk rechtsherstel te krijgen. Dan zal namelijk naar verwachting het formulier ‘Opgaaf werkelijk rendement’ beschikbaar komen. U krijgt dan weer een brief met het verzoek om met dit formulier per belastingjaar aanvullende informatie te verstrekken over het werkelijke rendement. Vervolgens wordt berekend hoeveel box-3-heffing u mogelijk terugkrijgt.

 

Voorkom belastingrente betalen

 De belastingrente voor de inkomstenbelasting is verlaagd van 7,5% naar 6,5%. U kunt met belastingrente te maken krijgen, als u inkomstenbelasting moet bijbetalen. Dit kunt u voorkomen door een reële inschatting te (laten) maken van de verschuldigde inkomstenbelasting en uw voorlopige aanslag daarop te laten aanpassen.
Heeft u van de Belastingdienst eind vorig jaar een voorlopige aanslag of teruggaaf inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2025 ontvangen? Laat deze dan goed controleren. De eindafrekening met de Belastingdienst vindt plaats na afloop van het jaar, wanneer u de aangifte inkomstenbelasting hebt ingediend. Heeft u dan te weinig inkomstenbelasting betaald of juist te veel teruggaaf gehad, dan moet u die belasting alsnog betalen, verhoogd met belastingrente. Verwacht u een wijziging in uw inkomen of in uw privéomstandigheden? Laat dan uw voorlopige aanslag of teruggaaf 2025 controleren en zo nodig aanpassen.

 

Gewijzigde schenkingsvrijstellingen

Heeft u vorig jaar maximaal € 6.633 aan uw kind geschonken? Dan hoeft uw kind geen aangiftebiljet voor de schenkbelasting in te dienen. Als u meer hebt geschonken, moet uw kind over het meerdere schenkbelasting betalen. In dat geval moet hij of zij uiterlijk vóór 1 maart 2025 een aangiftebiljet voor de schenkbelasting hebben ingediend. In 2025 bedraagt het maximale bedrag, waarvoor bij een schenking van ouder aan kind geen schenkingsaangifte hoeft te worden gedaan € 6.713 per kind.
Naast de jaarlijkse schenking kunt u uw kinderen (of hun partners) als zij ouder zijn dan 18 en jonger dan 40 jaar, ook eenmalig een hoger bedrag vrijgesteld schenken. In 2024 bedroeg deze vrij  besteedbare schenking € 31.813. Deze vrijstelling is in 2025 verhoogd naar € 32.195. Daarnaast kunt u aan deze kinderen – in plaats van de eenmalig verhoogde schenking – ook een extra verhoogde vrijgestelde schenking doen. In 2024 bedroeg deze vrijstelling € 66.268. De vrijstelling is dit jaar verhoogd naar € 67.064. Deze schenking is niet vrij besteedbaar, maar moet worden gebruikt voor een dure studie. Bovendien heeft u hiervoor een notariële schenkingsakte nodig. Heeft u uw kinderen in 2024 een van deze schenkingen gedaan? Dan moeten zij vóór 1 maart 2025 schenkingsaangifte doen, waarin zij de vrijstelling claimen.

 

Uitzondering OVB bij sleutelovereenkomst

Een sleutelovereenkomst is een overeenkomst waarbij een koper van een woning bepaalde toestemming(en) (de sleutel) krijgt van een verkoper van een woning vooruitlopend op de juridische eigendomsverkrijging van de woning. Dat is de levering bij de notaris. Deze overeenkomst kan, afhankelijk van de aard en inhoud van die overeenkomst, leiden tot een verkrijging van de economische eigendom van de woning die belast is voor de overdrachtsbelasting (OVB). Hierop wordt onder voorwaarden vanaf 1 januari 2025 een uitzondering gemaakt voor de sleutelovereenkomst die tot een verkrijging van de economische eigendom van een woning leidt en u de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken. Die voorwaarden zijn:

  • u verkrijgt de juridische eigendom van de woning (door middel van de levering bij de notaris) binnen 6 maanden na het daadwerkelijk ingaan van de sleutelovereenkomst van de woning;
  • op de verkrijging van de juridische eigendom van die woning is het 2%-tarief of de startersvrijstelling van toepassing.

Let op
Het is overigens ook mogelijk dat u eerst de juridische eigendom van een woning verkrijgt en daarna de economische eigendom. De geheven OVB bij de eerste verkrijging wordt verrekend met de OVB verschuldigd bij tweede verkrijging.

 

Leeftijdsgrens toeslagpartner bij bloed- en aanverwanten geschrapt

Als u als ouder en kind op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), bent u geen partner van elkaar voor de toeslagen. Maar tot 1 januari 2025 werd u wel toeslagpartner van elkaar, zodra het kind de leeftijd van 27 jaar bereikte. Maar omdat bloed- en aanverwanten zich geen partners voelen, is per 1 januari 2025 deze leeftijdsgrens vervallen. Hierdoor is er geen sprake meer van partnerschap bij bloed- en aanverwanten in de eerste graad die op hetzelfde adres staan ingeschreven. Het voordeel hiervan is dat u elkaars inkomen niet hoeft mee te tellen voor uw recht op toeslagen.

 

Zorgpremies omhoog – check uw recht op zorgtoeslag

De maandpremie voor de basiszorgverzekering voor 2025 is verhoogd. U kunt die premiekosten mogelijk drukken door zorgtoeslag aan te vragen. Veel mensen, met name ondernemers, weten niet dat zij hiervoor in aanmerking kunnen komen. Bent u 18 jaar of ouder en heeft u een Nederlandse zorgverzekering? Dan heeft u mogelijk recht op de zorgtoeslag. In 2025 bedraagt deze toeslag maximaal € 131 per maand als u alleenstaand bent of € 251 per maand als u een toeslagpartner hebt. De bedragen zijn hoger dan vorig jaar. Naast de genoemde voorwaarden moet u ook voldoen aan een inkomenseis en een vermogenseis. Heeft u geen toeslagpartner? Dan mag uw inkomen niet hoger zijn dan € 39.719 (in 2024: € 37.496). Heeft u wel een toeslagpartner, dan ligt de inkomensgrens bij € 50.206 (in 2024: € 47.368) voor u samen. Daarnaast mag u op 1 januari 2025 ook niet te veel vermogen hebben. De vermogensgrens voor de zorgtoeslag per 1 januari 2025 is verhoogd tot € 141.896 (in 2024: € 140.213) voor een alleenstaande en tot € 179.429 (in 2024: € 177.301) als u een toeslagpartner hebt.

Tip
U kunt ook in aanmerking komen voor de zorgtoeslag als u met een inkomensdaling te maken hebt gehad, bijvoorbeeld doordat u minder bent gaan werken of door een echtscheiding. Check of u zorgtoeslag kunt krijgen, maak een proefberekening en verminder de premielast van uw  zorgverzekering.

 

Meer kinderopvangtoeslag voor middeninkomens

De maximale uurprijzen waarvoor ouders kinderopvangtoeslag kunnen krijgen, zijn in 2025 verhoogd. De maximale uurprijs voor dagopvang bedraagt € 10,71 (in 2024: € 10,25), voor buitenschoolse opvang € 9,52 (in 2024: € 9,12) en voor gastouderopvang € 8,10 (in 2024: € 7,53). Per kind kunt u voor maximaal 230 uur per maand kinderopvangtoeslag krijgen. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van het toetsingsinkomen. Deze toetsingsinkomens zijn ook verhoogd, zodat met name de middeninkomens meer kinderopvangtoeslag krijgen. Vanaf een inkomen van € 159.225 (in 2024: € 138.890) ontvangt u 33,3% van de opvangkosten voor het eerste kind. Dit percentage loopt op bij een lager toetsingsinkomen tot 96%. Dit percentage geldt bij een inkomen van € 47.403 (in 2024: € 28.297) of minder. In 2025 heeft u dus bij een aanzienlijk hoger inkomen dan in 2024 al recht op een tegemoetkoming van 96%.

 

Wijzigingen elektrisch rijden

Het kabinet wil het elektrische rijden blijven ondersteunen, maar niet met subsidies. U kunt daarom geen subsidies meer krijgen voor de aanschaf van nieuwe of gebruikte elektrische auto’s. Wel blijft de tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije personenauto’s behouden tot en met 2029, maar voor een lager percentage. Bedroeg de korting in 2024 nog 100%, de nieuwe korting bedraagt in 2025 nog 75%. In de periode 2026 tot en met 2029 gaat de korting zelfs naar slechts 25%. De korting werkt door in de provinciale opcenten. De bpm-vrijstelling voor elektrische auto’s is vervallen, maar blijft berekend worden op basis van de CO2-uitstoot, waardoor er weinig is veranderd. Voor plug-in-hybride auto’s krijgt u in 2025 een korting van 25% op de motorrijtuigenbelasting en vervalt de korting helemaal al in 2026. Ook de speciale bpm-tabel voor plug-in hybride personenauto’s is per 1 januari jl. afgeschaft. Sindsdien is op deze auto’s dus de reguliere bpm-tabel van toepassing. Voor alle personenauto’s gaat het vaste deel van de bpm omhoog met ongeveer € 200.

 

 

In deze uitgave is de stand van zaken in wet- en regelgeving verwerkt tot en met 1 januari 2025. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. De redactie, de uitgever en de verspreider sluiten bij deze de aansprakelijkheid hiervoor uit. Voor een toelichting kunt u altijd contact met ons opnemen.